Hoe kan je de terugbetalingscapaciteit berekenen van een bedrijf? - Balanslezen (2024)

Terugbetalingscapaciteit is voor een bedrijf erg belangrijk. Als een bedrijf geen terugbetalingscapaciteit kan aantonen zal het ook geen nieuwe leningen krijgen in de bank of bij externe investeerders. Het concept is gebaseerd op de cash flow, dat het uitgangspunt is en waarop vervolgens nog een aantal zaken in positieve en negatieve zin in rekening worden gebracht om de terugbetalingscapaciteit te bekomen. Hoe kan je de terugbetalingscapaciteit berekenen van een bedrijf ? In dit artikel geven we je een schema en vertellen we je alles wat je moet weten!

Belang van terugbetalingscapaciteit berekenen

Waarom is terugbetalingscapaciteit berekenen zo belangrijk? En wat is het verschil met cash flow?

Belang

Terugbetalingscapaciteit speelt vooral een rol wanneer een bedrijf een nieuwe lening wil bekomen van de bank of van een aandeelhouder. De bank zal natuurlijk willen weten of het bedrijf wel in staat is om die lening terug te betalen. Kan de onderneming dat niet aantonen zou het wel eens heel lastig kunnen worden om een bank te overtuigen die lening toch toe te kennen.

BELANGRIJK INZICHT!

Terugbetalingscapaciteit kunnen aantonen is voor een bedrijf van belang om een lening te kunnen krijgen bij een bank

Verschil tussen terugbetalingscapaciteit berekenen en cash flow

Terugbetalingscapaciteit van een bedrijf en cash flow is niet helemaal hetzelfde, al lijkt het wel zo. De cash flow is het uitgangspunt, de basisvoorwaarde voor een gezond bedrijf, en dus ook het startpunt voor de berekening van de terugbetalingscapaciteit.

Maar de cash flow alleen zegt nog niet of het bedrijf ook terugbetalingscapaciteit heeft. Om dat te weten zal je op de cash flow (nettowinst + afschrijvingen) nog een heel aantal correcties moeten toepassen.

Als je de cash flow berekent kan je dus vervolgens ook de terugbetalingscapaciteit te weten komen.

Schema om de terugbetalingscapaciteit te berekenen van een bedrijf

Inkomsten

• cashflow (netto-winst + afschrijvingen)
• + waardeverminderingen en voorzieningen (overige 63-posten)
• + alle financiële kosten
• + niet-recurrente bedrijfskosten
• – niet-recurrente bedrijfsopbrengsten
• – niet-recurrente financiële opbrengsten
• + eventuele andere cash flow bronnen

= totale beschikbare middelen

Lasten

• Nieuwe kredietlasten op jaarbasis
• + bestaande kredietlasten op jaarbasis

= totale lasten

Een bedrijf heeft genoeg terugbetalingscapaciteit als het verschil tussen de totale beschikbare middelen en de lasten minstens 0 EUR bedraagt. De inkomsten dekken dan precies de lasten.

Hieronder zullen we dit schema wat meer in detail bespreken en uitleggen.

Je begint met het berekenen van de cash flow (in het groen: winst van het boekjaar rubriek 9904 + afschrijvingen rubriek 63).

Hierbij tel je vervolgens de rubrieken aangegeven in het blauw bij. De rubrieken in het rood daarentegen trek je van de cash flow af.

Daarnaast kijk je of er nog andere cash flow bronnen zijn die je eventueel zou kunnen bijtellen, maar die van geval tot geval en van bedrijf tot bedrijf verschillen (hierover straks meer).

Het resultaat van al deze bewerkingen zijn de totale inkomsten van het bedrijf.

Deze moet je vervolgens vergelijken met de bestaande lasten die het bedrijf al heeft (in rubriek 42 op het passief van de balans) én de nieuwe bijkomende lasten van een nieuwe lening:

Je ziet in dit voorbeeld dat er geen bedrag in rubriek 42 staat. Dit betekent dat de bestaande lasten van het bedrijf nul zijn: er zijn geen kredietlasten of schulden die binnen het jaar vervallen voor dit bedrijf.

Verklaring van de terugbetalingscapaciteit

Dat een verschil van 0 EUR genoeg is kan eerst wat vreemd aandoen. Hoe kan dit?

Want als je voor jezelf een lening wil aangaan in de bank zal je toch minstens pakweg 1000 of 1500 EUR moeten overhouden. Je moet immers ook nog je andere maandelijkse lasten kunnen betalen. Denk maar aan gas, elektriciteit, internet, TV of benzine.

Maar voor een bedrijf is dit niet nodig. Voor je aan de netto-winst komt waarop je je baseert om de cash flow te berekenen zijn alle kosten van het bedrijf immers al verrekend in dat resultaat. Er hoeft na de netto winst dus niets meer van die winst betaald te worden!

BELANGRIJK INZICHT!

Een bedrijf heeft al terugbetalingscapaciteit wanneer inkomsten en lasten in evenwicht zijn (0 EUR of hoger)

Natuurlijk is het nog beter wanneer het overschot positief is of fors boven nul ligt. Is het verschil negatief, dan zijn de uitgaven hoger dan de inkomsten en is er geen terugbetalingscapaciteit om bijvoorbeeld nog een bijkomende lening aan te gaan.

Uitleg van het schema om terugbetalingscapaciteit te berekenen

Cash flow

Je vertrekt zoals gezegd door de cash flow te berekenen. Hiervoor tel je de afschrijvingen bij de netto-winst van het boekjaar.

BELANGRIJK INZICHT!

Terugbetalingscapaciteit vertrekt vanaf de cash flow: je moet dus eerst de cash flow berekenen en eens je die hebt kan je ook de terugbetalingscapaciteit berekenen

See Also

Rekenmachine-app op de Apple Watch: rekenen, fooien en meer

Overige 63-posten: waardeverminderingen en voorzieningen

Vervolgens kijk je in de resultatenrekening of er naast de afschrijvingen nog andere zaken in rubriek 63 zitten, bv waardeverminderingen of voorzieningen. Die mag je ook bij de cash flow tellen.

Alle financiële kosten

De rubriek ‘financiële kosten’ bevat o.a. de intresten van lopende kredieten. Deze kan je best terug bij de cash flow tellen.

Niet-recurrente bedrijfsopbrengsten en financiële opbrengsten

Denk bij een niet-recurrente opbrengst bijvoorbeeld aan de eenmalige verkoop van een winkelruimte of gebouw. Hierdoor krikt het bedrijf zijn winst voor dat jaar wel op, wat een mooiere netto-winst geeft.

Maar volgend jaar kan men natuurlijk niet nog eens hetzelfde pand verkopen om weer een positieve winst te hebben. Het is dus verstandig om de uitzonderljike opbrengsten van de cash flow af te trekken.

Tot 2017 vond je op Belgische balansen de benaming ‘uitzonderlijke opbrengsten’ terug, maar nadien is de naam gewijzigd in ‘niet-recurrente opbrengsten’. Je vindt ze opgesplitst op 2 plaatsen: de niet-recurrente bedrijfsopbrengsten helemaal bovenaan onder de omzet of brutomarge in rubriek 76A, en de niet-recurrente financiële opbrengsten wat lager in rubriek 76B.

Niet-recurrente bedrijfskosten

Het omgekeerde geldt voor niet-recurrente kosten. Deze vind je terug in rubriek 66A van de resultatenrekening. Dit zijn kosten die het bedrijf dit jaar had maar die zich volgend jaar niet meer zullen voordoen. Denk maar aan ontslagpremies van werknemers, of een lekkend dak dat 20.000 euro aan herstelling heeft gekost.

Een flinke streep door de winst van het jaar, maar het gaat om iets eenmaligs. Volgend jaar is dit probleem van de baan. De niet-recurrente kosten kan je dus maar beter terug bij de cash flow optellen. Dat geeft een juister beeld van het bedrijf.

Andere cash flow bronnen

In sommige gevallen weet je helemaal zeker dat het bedrijf een betere kasstroom zal hebben in de toekomst.

Een paar voorbeelden:

• Een bedrijf huurt nu een winkelruimte waarin ze haar producten verkoopt. Maar door de aankoop van een onroerend goed wordt het eigenaar van zijn eigen pand. Het bedrijf hoeft voortaan dan ook niet langer huur te betalen. Deze huur (maar die in de toekomst wegvalt) werd echter nu wel verrekend in het netto resultaat en in de winst of verlies van het boekjaar. Je kan die jaarlijkse huur dus beter terug bij de cash flow tellen.
• Een onderneming koopt een pand dat ze deels zelf zal gaan gebruiken, maar dat ook een paar appartementen heeft om te gaan verhuren. De toekomstige huurinkomsten zullen een positieve impact op de cash flow van het bedrijf hebben. Je kunt ze dus best alvast bij de cash flow tellen. Houd er wel rekening mee dat de meeste banken toekomstige huuropbrengst niet voor de volle 100% in rekening brengen. Vaak telt men eerder iets van een 80%.

Vond je dit artikel nuttig? Blijf makkelijk op de hoogte van nieuwe, gelijkaardige artikelen door in te schrijven op onze gratis nieuwsbrief!